GESCHIEDENIS
De historie van de molens van HeinkenszandIn de 15de eeuw stonden er twee molens te Heinkenszand, die de Zuid- en de Noordmolen werden genoemd. We komen deze molens voor het eerst tegen in de rekeningen van de Heren van Borselen van der Veere: Vanden Noertmolen up Heinkijnssant coemt minen heer vander Vere 10 achten-delen terwe ende 5 groten, 14 daghe stille staens of ghecort. Idem van den zuytmolen op Heinkijnssant coemt mijnen heere vander Vere 71/2 achtendelen terwen ende 2 groten preter (minus) 3 miten, 9 weken stillestaens of ghesleghen.
De eigendomsrechten van de molens waren over het algemeen erg versnipperd. Dit kwam door vererving of verkoop van delen van het eigendom, zodat meerdere ambachtsheren een deel van de opbrengst kregen. De opbrengst werd uitbetaald in natura en een klein gedeelte in geld, waarbij de periode dat de molen wegens reparatie of onderhoud niet kon draaien, werd gekort. Het hoeveelste gedeelte de Heer van der Veere hadden en wie er nog meer rechten had is niet bekend. Wel wordt duidelijk in latere rekeningen dat de Heer van der Veere meerdere porties in de molens had verworven, zowel van de erven van Dieric Floriszone als van de erven Van den Brayne. Er is dan tevens sprake van een nieuwe molen. Het betreft de noordmolen, waar de Heer van der Veere voor zijn aandelen werd aangeslagen: - item bedraecht den oncost vande niewer molen up Heinkijnssant mijns heeren deel van de ambacht dat Dieric Floris soens was £0:24:91/2 vls. - item bedraecht den oncost van der zelver molen mijns heerendeel vanden ambochte van den Brayne £0: 19: 10 vls. - item an die noertmole toncoste £0:0: 19 vls. - Item an die zuijtmole toncoste van Dieric Florissoens ambacht £0:0:5:18 vls.
In de rekening van 1477-1478 wordt de naam van de molenaar genoemd, met daarbij de jaarlijkse pachtsom. Beide molens werden toen gepacht door Pier Willemszone. Voor de Noordmolen betaalde deze 3 achten-deel en 1/2 spint tarwe per week. Dit is per jaar 169 achtendeel en de Zuid-molen moest wekelijks opbrengen 31/2 achtendeel tarwe. Inmiddels had de Heer van der Veere (Wolferd VI) ook het aandeel van Daniël van Schengen gekocht, zodat hij uit de opbrengst trok: - ambacht Van den Brayne: 6 achtendeel, min 1/2 spint; - ambacht van Dieric Floriszoon: 6 achtendeel en 3 spint; - ambacht van Daniël van Schengen: 4 achtendeel en 2 spint Het totale aandeel van Wolferd VI van Borselen van der Veere in de Noord-molen is dus 17 achtendeel en 11/2 spint en dat staat gelijk met een aandeel van iets meer dan 10%. In de Zuidmolen had hij een belang van bijna 4%. Bij het uitbreken van de Tachtigjarige oorlog week een aantal edelen uit naar de Zuidelijke Nederlanden en de Staten van Zeeland confisceerden de achtergelaten eigendommen. Hiervoor werden rentmeesters aangesteld, die deze goederen beheerden en daarvan rekening en verantwoording deden. Hieruit is bekend dat in de Heinkenszandse molens Anthonis van Bourgondië (Heer van Wackene), Francois van Cats (gehuwd met Catharina van Schengen) en Jhr. Gautier van Claerhout porties hadden. Zo werd onder de goederen van wijlen Franchois Pietersz. Van Catz, nu jonghe Jan van Houte van weghen zijnen huijsvrouwe Franchoise van Catz die op 29 januari 1582 waren geconfisqueert, de opbrengst van de hun aandeel van de Heinkenszandse molen verantwoord. Van elk pond Vlaams opbrengst kregen zij van de Zuidmolen 14 grooten en 11/2 mijten en van de Noordmolen 3 grooten en 3 mijten.
Uit het begin van de 17de eeuw is een aantal rekeningen bewaard gebleven van de Heer van Baarland. In 1610 werd de Noordmolen gepacht door Willem Pierszoon voor £57:4:0 en Geert Amoutszoon betaalde £65 voor de Zuidmolen. Het aandeel van de Heer van Baarland bedroeg respectievelijk £0:23:5:23 en £5:4:8:6.
De eigendomsrechten op de molen bleven ook na die tijd toebehoren aan een groot aantal ambachts-gerechtigden. Door het ontbreken van de rekeningen van de afzonderlijke eigenaren is er nooit een beeld te krijgen van hoe groot die eigendomsporties precies waren. Slechts een toevallig bewaard gebleven stuk licht weer even een tipje van de sluier op. In 1735 werden verkocht grote porties ambachtsheerlijkheden, tienden en tien schoone hoeven, of boerewooningen allen gelegen op Zuid-Beveland, waaronder de bezittingen van Jhr. de Boulogne de Liques, Graaf van Rupelmonde etc Hieronder was ook zijn aandeel in de molens van Heinkenszand, Ovezande en 's-Heerenhoek. De Koren Wintmoole van Heynkenssant heeft Jan Kemp op erfpagt om £20:0:0 vis. 's jaers. Daar in trektsyn Hoog. Ed..£[0:2:3:13 myte te ponde, dus jaariyckx [ 2:5: 11 vis. Dit is dus een aandeel van 9,6%.
Verkoop van de Noordmolen De in 1735 genoemde Jan Kemp(e) was de eerste particuliere eigenaar van de molen. Op 1 mei 1721 verkochten de 'portionaire' ambagtsheeren de noordmole om £20 vls. sjaers vrij gelt en £1 vis. te ponde sonder daeraen eenige cortinge. Dat had voordelen voor de ambachtsgerechtigden, omdat ze nu jaarlijks een vast bedrag aan erfpacht ontvingen en geen onkosten aan reparaties meer hadden. De term 'vrij gelt' geeft aan dat alle onderhoudskosten voortaan voor de molenaar waren. Sonder eenige cortinge houdt in dat alle belastingen, zoals de 100ste penning en de waterschapslasten, voor rekening van de pachter waren. Op 13 maart 1739 verkocht Jan Kempe de molen via Dingenis Crinse Bouten aan Abraham van de Woestijne voor £200 en twee gouden 'ducatons', benevens de £21 erfpacht. Bovendien was de molenaar verplicht om jaarlijks een zak tarwemeel te schenken aan het handbooggilde. De Zuidmolen is lang daarvoor reeds verdwenen. De bekende Mattheus Joansz. Smallegange (1624-1710) schreef omstreeks 1696 in zijn kroniek en my heugt noch gesien te hebben, dat daeraen twee koorenmolens stonden, die voor dese lieden (de inwoners van Heinkenszand) genoeg te malen hadden.
De molenberg bleef nog lang in het landschap zichtbaar. Toen op 14 februari 1687 Mr. Comelis Verhoef aan Jacob Adriaense de Jonge een huis verkocht, was een van de gemerken (belendingen) den Moelbergh. In 1747 leverde schout Geeraert Vermaes als executeur in de nalatenschap van Janneke Lievens, weduwe van Stoffel de Leeuw aan den chirurzijn H. van der Muur den zuijtmoolbergh, sijnde boomgaert aent zuijteijnde van deesen dorpe.
Weer twee molens
Toen op 19 augustus 1849 de door de bliksem getroffen molen van Jan Raas afbrandde, schreef deze nog diezelfde week een verzoek aan de Heeren Gedeputeerde Staten van Zeeland om de molen te mogen herbouwen. Op 21 september 1849 besliste dit college dat de plaats van de afgebrande molen in strijd was met art. 56 van het Reglement op het beheer en onderhoud der buurtwegen en voetpaden, omdat de molen binnen de verboden afstand van de weg lag. De kwestie of Jan Raas, nu de molen verdwenen was, nog verplicht was de erfpacht te betalen, bleef enige jaren een heet hangijzer. In zijn advies aan de vereniging van ambachtsheren ging C. de Witt Hamer uit Goes er vanuit dat die verplichting bleef bestaan. Het rechtsadvies van de heer Van Doom van Nieuwerve van 25 juni 1852 stelde dat de erfpacht teniet was gegaan door de ondergang van de zaak die er het onderwerp van was.
Door de slepende zaak was er in 1849 geen molen meer in Heinkenszand, zodat op 5 februari 1850 smidsbaas Hubrecht Mol een stuk landbouwgrond verkocht aan molenaar J .L. van Vessem uit Wolphaartsdijk met het recht een molen te bouwen in plaats van de afgebrande. Het betrof de huidige molenstomp aan de Vijverstraat. Pas een jaar later, in 1851, zou Jan Raas aan de andere kant van de huidige Stationsweg een nieuwe molen, de huidige molen “De Vijf Gebroeders” , bouwen. Heinkenszand had toen, als vanouds, weer twee molens.
De molenberg aan het inmiddels verdwenen Meulwegje werd van de verbrande restanten van de molen ontdaan en vervolgens weer verpacht. De ambachtsherenrekening uit 1865 geeft de navolgende inkomstenpost: Erfpacht op de molenberg te Heinkenszand in het Oosterland, sectie B, n1: 183, ter grootte van 3 roeden/ 70 ellen, uitgegeven bij notariële akte dd. 27 november 1855 voor 99 jaar aan Maria Rottier; weduwe van Jacob Minnaard, thans ten laste van Benjamin Weststrate tegen f 8,40 sjaars.
Molens Rond de naam van de molen is er de nodige verwarring.
Vaak
komt men de naam “De Drie Gebroeders” in geschiedkundige werken
tegen. De naam “De Drie Gebroeders” refereert waarschijnlijk aan de
drie zonen van A. Rijk Dzn. en Johanna Bek, die in de eerste helft
van de twintigste eeuw in het molenbedrijf werkzaam waren.In een
akte van 9 december 1851 wordt de molen echter al verpacht aan
Johannis Meier onder de naam “De Vijf Gebroeders” door de eerste
eigenaar Jan Raas; deze zou vier broers hebben gehad. In de loop der
tijden heeft de huidige molen de volgende eigenaren:
Toen de molen In 1884 eigendom van de familie Rijk werd zou dit ruim 100 jaar zo blijven. Er werd gemalen met 2 koppels stenen en een buil. Op de molen van de familie Rijk werden tot 1946 alleen granen voor veevoeder vermalen met een 16er kunst-en blauwe stenen. A. Rijk Dzn. en diens zoon D.A. ‘Dancker’ Rijk gingen in 1959 een vennootschap onder firma aan. In 1963 is een hamermolen met 30 PK elektromotor aan de maalinrichting toegevoegd. Na wat in verval te zijn geraakt, onderging de molen in 1968 tot 1970 een restauratie. Daarbij werd een flink deel van de omvangrijke maalinrichting, waaronder de buil, een koppel 15er kunst- en een koppel 16er blauwe stenen met 30 Pk elektromotor en een elevator verwijderd. Een houten aanbouw en het motorhok van de voormalige zuiggasmotor zijn eveneens verwijderd. Een houten binnenroede uitgevoerd als borstroede, werd vervangen door een gelast exemplaar. De kruilier werd vervangen door een rad. De staart, de hoge met dakleer gedekt peervormige kap, de stelling en alle zolders behoudens de luizolder zijn toen eveneens vernieuwd. Daar de stenen romp niet uitwaterend is gebouwd, was tevens herstel van het metselwerk noodzakelijk.
Gemalen werd er na 1970
niet meer, wel draaide de molen regelmatig. Helaas liet in de jaren
’90, mede door een totaal verstoorde vochthuishouding van het
metselwerk en door vocht en ongedierte aangetaste balkkoppen, de
toestand van de molen veel te wensen over. Draaien was niet meer
verantwoord. Op 11 november 2002 is de molen “De Vijf Gebroeders” aangekocht door de stichting molen “De Vijf Gebroeders” met de verplichting de molen te restaureren en te exploiteren. Voor het weer maalvaardig maken van de molen is door de toenmalige Rijksdienst voor de Monumentenzorg een restauratieplan opgesteld. Dit restauratieplan omvatte:
Door de stichting is een beleidsplan opgesteld waaronder een verwervingsplan voor het benodigde restauratiekapitaal.
Mede door financiële
steun van De Hollandsche Molen, Gemeente Borsele, het Nationaal
Restauratie Fonds , diverse landelijke fondsen, sponsoring door
regionale bedrijven en een groot aantal donateurs is het de
stichting gelukt om de benodigde gelden te verwerven en is de
daadwerkelijke restauratie, te beginnen met het opnieuw funderen van
de molen, in september 2004 gestart.
Met de oplevering van het molenmakerswerk in juli 2007 is de restauratie voltooid en beschikt de stichting molen “De Vijf Gebroeders” en het dorp Heinkenszand weer over een prachtige molen . In 2014 is er een ontvangstgebouw toegevoegd aan het molencomplex. Dit gebouw, genaamd de “Meuleschure”, wordt gebruikt voor educatieve doeleinden en voor de verkoop van de molenproducten . Ook kunnen bezoekers van de molen er een glaasje fris of kopje koffie nuttigen. Tevens kan het ontvangstgebouw gehuurd worden voor bijeenkomsten en partijen.
Met de in gebruik name van het ontvangstgebouw is het molenterrein in de toestand gekomen zoals u het van de dag zult aantreffen.
Bronnen: - J. de Ruiter, Heinkenszand, land van achttien polders - M. Mallekoote, Huis aan huis in Heinkenszand, een rondwandeling rond 1900 - M. van Hoogstraten, Molens van Zeeland - Hollandse Molendatabase - Land van achttien polders - Uitgeverij De Koperen Tuin
|
© 2017 Prefab. All Rights Reserved | Design by W3layouts Webmaster: Piet Carels